Bij de waterval is mijn jachthut,” vertelt Toni (12) terwijl hij in de groene verte wijst. “Daar verstop ik me tot er een prooi voorbij komt”. Toni’s dorp ligt ver van de bewoonde wereld. Winkels of auto’s zijn er niet. Iedere familie verbouwt zelf groente en zoete aardappelen. In het bos groeien papaja’s en kokosnoten. “En als je zin hebt in vlees, ga je gewoon op jacht,” lacht Toni.

Wild zwijn
Als Toni wil jagen, hoeft hij niemand toestemming te vragen. “Als ik ‘s nachts over een dier droom, moet ik de volgende dag het bos in. Vorige week droomde ik over een wild zwijn en de dag daarna kwam ik er eentje tegen.” Maar hij schoot er niet op. “Te gevaarlijk.” Als Toni gewond zou zijn geraakt, was er niemand in de buurt geweest om te helpen. Toni’s vader maakt zich wel eens zorgen als zijn zoon in zijn eentje op stap gaat, maar hij is ook trots dat Toni al zo goed kan jagen.

Streng
Tuba (10) heeft een strengere vader. “Ik houd van vissen,” vertelt ze. “Met een draad en een worm aan een haakje sta ik graag aan de oevers van de rivier. Maar mijn vader vindt het niet goed dat ik alleen ga. Hij wil altijd weten waar ik ben. Als ik niet voor het donker thuis ben, zwaait er wat.” Tuba staat elke dag om zes uur op om haar moeder te helpen. Ze wast kleren in de rivier of plukt bananen.
“Die roosteren we op het vuur.” Tuba past ook vaak op haar vier jongere zusjes. “Het liefste speel ik met mijn vriendinnen. Ik ga ook wel eens bij ze logeren. Hun vaders zijn niet zo streng.”

Ruzie
Het dorp van Toni en Tuba ligt in de bergen van Papoea-Nieuw- Guinea. Dat is een deel van een groot eiland tussen Indonesië en Australië. Omdat er geen school is, hebben de kinderen veel tijd om te spelen. “Maar kinderen die vechten, sturen we naar huis,” zegt Tuba. “De volgende dag mogen ze weer meedoen.” Toen Tuba’s opa jong was, brak er soms oorlog uit tussen verschillende dorpen. Dat is nu voorbij. Bij een ruzie praten dorpshoofden net zo lang met de ruziemakers tot er een oplossing is. Wie iets ergs gedaan heeft, moet een boete betalen. Dat kan een varken zijn of geld. Als het echt heel erg is, moet je het dorp verlaten.
Dorpsraad
Elke familie heeft een eigen huis dat op hoge palen is gebouwd. Middenin het dorp staat het dorpshuis. Als de dorpsraad hier vergadert, mogen alle bewoners meeluisteren en hun stem laten horen. Het uiteindelijke besluit neemt het dorpshoofd, samen met een paar wijze mannen en vrouwen. Het dorpshuis is ook een plek om te kletsen, te koken of feest te vieren. “Na een feest mag je in het dorpshuis blijven slapen,” vertelt Tuba. “We mogen altijd zelf beslissen wanneer we gaan slapen. Meestal gaan we tegelijk met de volwassenen!”

Iedereen gelijk
De stem van kinderen telt in het dorp nog niet mee. “Als we tien jaar zijn moeten we wel allerlei taken doen, maar meepraten mag ik pas vanaf mijn zestiende,” zegt Tuba. Dat geldt ook voor Toni, ook al is zijn opa het dorpshoofd. “Mijn opa behandelt iedereen gelijk. Anders komt er ruzie. In een klein dorp kun je maar beter aardig zijn voor elkaar,” zegt Toni lachend. “We hebben elkaar hard nodig.”
Door: Arita Baaijens
Plaats als eerste een reactie