Voorzichtig haalt Ghatoun een viooltje uit het plastic bakje. De aarde brokkelt naar beneden en Ghatoun lacht. “Vieze vingers!” De kinderen in het asielzoekerscentrum vrolijken vandaag met bloemen hun buurt een beetje op. Die bestaat uit één straat en ligt afgelegen tussen de weilanden en het bos van de Flevopolder. Het dorp Zeewolde is ongeveer twintig minuten fietsen.
Slagboom
Niet iedereen mag zomaar het terrein op. Er staat een slagboom en bezoekers moeten zich eerst melden bij de bewakers. Ghatoun en Mirgan zijn hier vanaf de opening van het azc, drie jaar geleden. Iedereen kent ze. En zij kennen ook iedereen. Hun moeder Nazi vertelt dat ze in Syrië in een klein bergdorpje woonden, met zo’n driehonderd inwoners. Nu hebben ze net zoveel buren: allemaal asielzoekers.
Familie
Doordat iedereen in het kamp in hetzelfde schuitje zit, begrijpen ze elkaar goed. Ook al spreken ze niet elkaars taal. Nazi: “We zijn één grote familie en iedereen is aardig.” Ze doen veel voor elkaar. Ghatoun: “Ik breng vaak iets lekkers naar iemand. Koekjes, bijvoorbeeld. En ik help Huda vaak met koken. Dan gaan we eieren bakken. En als iemand een lekke band heeft, dan plakt m’n vader die.”

Meer over vluchtelingen:
Rust
Natuurlijk is er ook stress. Veel mensen weten nog niet of ze in Nederland mogen blijven. “Maar wij houden niet van ruzie of geschreeuw. Daar schrikken we van. We willen rust.” Mirgan vindt het fijn in het azc. “Ik kan hier voetballen en ik houd van school. In Syrië ging ik niet naar school.” Maar er zitten ook nadelen aan het kamp. “Het is hier best druk. Te druk. En kinderen maken vaak ruzie met elkaar. Ze worden snel boos. Bijvoorbeeld als iemand tijdens het voetballen de bal afpakt.”
Weg
Na de zomer moet de familie naar een ander azc twintig kilometer verderop, in Harderwijk. Dit kamp gaat dicht. “Dat vinden we erg jammer. We gaan deze plek en het dorp heel erg missen.” Ghatoun zit op volleybal in Zeewolde en Mirgan voetbalt er. Gelukkig hebben vrijwilligers uit de buurt beloofd dat ze de kinderen na de zomer met de auto naar hun sport zullen brengen. Ghatoun en Mirgan glunderen als ze over de vrijwilligers vertellen. “Ze maken het extra leuk voor ons hier.”
Geweld
Ghatoun luistert vol aandacht naar haar moeder. Het gezin vluchtte vijf jaar geleden voor het oorlogsgeweld. Ghatoun heeft zulke erge dingen meegemaakt, dat ze zich niets meer kan herinneren van haar vroegere buurt. Haar moeder vertelt dat ze olijfbomen hadden en tomaten en komkommers verbouwden. Vandaar dat het gezin zo graag de moestuin in het kamp onderhoudt.


Geven
“Als de groente klaar is, dan eten we het zelf én we geven het aan buren. Buurvrouw Huda houdt van peterselie, die doet ze in de kippen- soep.” Zij woont één huis verder, op de tweede verdieping. Ze komt uit Afghanistan. “Zij praat Arabisch, ik Koerdisch. Maar ze is heel lief.” De Nigeriaanse buurman kookt niet met peterselie. “Hij lust wel sla en die geven we dus aan hem.” Verder is er niet zoveel contact. “Hij wil graag alleen zijn. En hij is vaak stil.”

Plaats als eerste een reactie