De vier leren niet alleen op school over slavernij, maar horen soms thuis verhalen van hun ouders en grootouders. Nissi: "Mijn hele familie woont in Kumasi, in het noorden van Ghana. Daar kwamen de witte mensen naar dorpjes en zij kozen wie ze maar wilden als slaaf. Mijn oma vertelde dat sommige dorpsbewoners deden alsof ze ziek en zwak waren, zodat ze niet meegenomen zouden worden. Een over-over-overgrootmoeder werd slaaf van een Engelse familie. Ze is zelfs zo’n acht of negen jaar met hen meegegaan naar Engeland. Ik weet niet in welk jaar en naar welke stad, maar ze is wel teruggekomen naar Ghana."
Ontsnapt van de plantage
Brooklyn weet niet precies waar haar verre voorouders vandaan komen, maar ze zijn als tot slaaf gemaakten op een plantage in Suriname beland. ‘Ik wil nog een keer uitzoeken op welke plantage. Ik heb wel uit verhalen begrepen dat een van mijn voorouders is ontsnapt. Maar hij werd weer gepakt en kreeg een vreselijke straf. Ze sloegen hem met een zweep op zijn rug. Ik weet niet precies uit welk land mijn voorouders kwamen. Ik denk uit West-Afrika, waarschijnlijk Ghana."


Ghana
De kans dat Brooklyns voorouders daarvandaan komen, is groot. In Ghana werden veel mensen tot slaaf gemaakt. De leiders van de verschillende volken in het land voerden oorlog en namen mensen gevangen. Die verkochten ze soms door aan witte mensenhandelaren. Nissi kent nog een andere reden: "Al voordat de witte mensen kwamen, was er slavernij." Net als in de tijd van de oude Egyptenaren en Romeinen. De tot slaaf gemaakten werden uit alle delen van Ghana naar de kust gebracht waar ze op slavenmarkten werden verkocht en per zeilschip naar verre landen werden gebracht. Nissi: "Ze kregen dan zo’n brandmerk op hun rug, zodat iedereen kon zien van wie ze waren." Jaël: "In Fort Elmina werden ze gevangen gehouden, in heel kleine donkere ruimtes. Daar is nu een museum. Ik zou er graag naartoe willen. Ik ben vaak op vakantie geweest in Ghana - mijn oma woont daar - maar ik weet niet of zij ooit in het museum is geweest. Ik vraag haar niet veel over slavernij, want ik wil niet dat ze verdrietig wordt."
Achternaam
Het Nederlandse slavernijverleden zie je vaak terug in iemands achternaam. Zo klinkt de familienaam van Brooklyn Nederlands. Niet zo vreemd, want de Nederlanders hielden zich veel bezig met slavenhandel en hadden in Suriname onder andere cacao- en suikerplantages. ‘Ik heet Doorson en ik denk dat mijn voorouders die naam misschien van een Nederlandse meester hebben gekregen. Of misschien hebben ze ’m zelf verzonnen na de vrijheid.’ Talulah heeft de achternaam van een Schotse voorouder. ‘Hij is met een zeilboot naar Suriname gegaan, maar ik weet niet in welk jaar. Hij kwam daar om de slaven te bevrijden, maar is toen zelf opgepakt en moest ook op een plantage werken. Hij is ontsnapt en ging in het bos wonen. Met wie hij is getrouwd, weet ik niet. Ik denk met een indiaan. Vaak zeggen mensen dat ik op een indiaan lijk. Als ik dat hoor, ben ik trots."
Bekijk ook dit filmpje over Fort Elmina:


Vrijheid
Veel tot slaaf gemaakten die wisten te ontkomen aan de wreedheden van hun eigenaren stichtten met een groep een nieuw dorp in het bos, of sloten zich aan bij de oorspronkelijke bewoners van het gebied. Vanuit daar probeerden ze een einde te maken aan slavernij door anderen te bevrijden. Van sommigen zijn hun namen altijd onthouden, zoals die van Baron, Boni en Joli Coeur. Zij bevrijdden tot slaaf gemaakten en vernielden plantages. Hun doel was: vrijheid. Op 1 juli 1863 was het eindelijk zo ver. Toen kwam er een einde aan de slavernij in alle Nederlandse koloniën. Twee jaar geleden vierde Talulah die dag - Keti Koti - nog in Paramaribo, waar ze toen nog woonde. "We dansten op straat. Ook toen had ik de Surinaamse vlag schuin omgeknoopt." Allemaal vinden ze het goed om bij deze dag stil te staan. Brooklyn: "Maar soms ben ik op vakantie."
Dit artikel verscheen ook in Kidsweek

Plaats als eerste een reactie